1 maart 2009
Snelkookpan maakte einde aan gebruik van bakhuisjes – Regeling in de maak voor behoud erfgoed
OMMEN – Ommen brengt de kook- en bakhuisjes in het buitengebied in beeld. Het gaat daarbij om bijgebouwtjes van boerderijen die ooit dienst gedaan hebben voor het bakken van brood of als kookruimte.
Tekst en foto’s: Harry Woertink
Ben Wösten en Luuk Vogelzang, beiden lid van de HKO werkgroep Boerderij- en veldnamen inventariseren een bakhuisje in Arriën.
De Historische Kring Ommen (HKO) voert deze klus uit op verzoek van de gemeente. Leden van de werkgroep veld- en boerderijnamen hebben de afgelopen weken het Ommer buitengebied afgestruind. Hoewel de inventarisatie nog niet helemaal is afgerond komt het aantal nog aanwezige bak- en kookhuisjes uit op ongeveer zestig, gebouwd in de periode 1850 tot begin 1900. “De bak- en kookhuisjes zijn vaak omgebouwd tot schuur, werkplaats of berghok. Er zijn er die er gaaf uitzien en waar ook nog een bakoven aanwezig. Maar er zijn ook bakhuisjes die sterk verwaarloosd zijn en vervallen. Misschien geeft de inventarisatie een impuls om ze te behouden en weer in oude staat terug te brengen. Je ziet de kookhuisjes ook alleen maar in deze regio. Verder in Twente en in Drenthe. Ze zijn een bezienswaardigheid geworden”, aldus Luuk Vogelzang, die lid is van de HKO werkgroep, die eerder ook een inventarisatie heeft gedaan van de nog aanwezige hooibergen in Ommen.
Met het oog op brandgevaar staan de bakhuisjes vaak los van de boerderij. De oven werd gestookt met takkenbossen. Als de oven heet genoeg was, werden de takkenbossen verwijderd en de vloer schoongemaakt. De overgebleven hitte in de oven bakte het brood gaar. Door de komst van de snelkookpan en magnetron zijn kookhuisjes overbodig geworden. Ook het buitentoilet en de waterput verdwenen door de moderne tijd van het boerenerf. De kookhuisjes die bleven doen nu dienst als garage, schuur of werkplaats. Ook zijn er kookhuisje waar vakantie wordt gevierd of waar kunstenaars hun atelier hebben. Vroeger speelde bijna het hele gezinsleven zich af in het “kokhuussie”. De boerin bereidde op het fornuis het eten en kookte er de was schoon. In het kookhuisje werd gegeten en de dag doorgebracht. Bij bedtijd werd de beddenstee in de boerderij opgezocht om van de nachtrust te genieten.
“Kookhuisjes zijn interessante historische elementen in het boerenlandschap. Dat moeten we koesteren, ondanks dat ze hun oude functie vaak verloren hebben. Willen we voor de toekomst ons buitengebied aantrekkelijk houden – ook voor de toeristen – dan moeten de kookhuisjes behouden blijven en opgeknapt worden. Ze vertellen over het vroegere gebruik. Het zou goed zijn als de gemeente een subsidiepotje in het leven roept voor restauraties van de kookhuisjes”, aldus werkgroeplid Ben Wösten.
Oud bakhuisje in Stegeren:
Bakhuisje en boerderij:
Nog een aanwezige fornuispot in Lemele, de magnetron maakte het overbodig:
Naar het toilet? dan wel op een buitentoilet… koud:
De bakhuisjes zijn op foto vastgelegd:
Bron: Harry Woertink – 1 maart 2009
• • •
Ik ben bezig te werken aan een powerpoint presentatie van Markante boerderijen.
Kunt u mij helpen aan enkel foto`s/ afbeeldingen van boerderijen en enkele gegevens over het object.
L.S,
Ook bij de boerderij waar destijds mijn opa en oma woonden.
Die hadden het over “Stoakhokke” of “Bakhuussie”.
Dit schrijft Henry op 4 maart 2009 als reaktie.
Ik woon in Vriezenveen en daar zijn die kookhuisjes praktisch allemaal verdwenen. In het Vriezenveense dialect noemt men zo’n kookhuisje het ‘kwakhok’. Daarin stond de ‘kwakpot’, de kookpot, waar de voeraardappelen in gekookt werden voor de varkens, verder niets. Zo eind jaren 50 was dat verleden tijd, het bouwland werd grasland, en werd het ‘kwakhok’ afgebroken. Het eten werd daar nimmer gekookt, dat gebeurde in de keuken op het fornuis. Als het ‘szomers erg warm weer was werd de temperatuur in de keuken zo hoog dat we ‘achter’ gingen eten, op de deel, daar was het koel.
Ook het buitentoilet en de waterput verdwenen door de moderne tijd van het boerenerf, schrijft Henry in zijn reaktie.
De waterput verdween in 1934 met de komst van de watertoren. Enkelen wilden geen aansluiting aan laten leggen, omdat ze niet wilden betalen voor water wat ze gratis konden krijgen.
De kwaliteit van het putwater was niet van beste kwaliteit. De boerderijen stonden naast elkaar aan de straat en iedere boerderij had zijn mestvaalt waar de mest van de koeien werd opgeslagen. De gier liep wel naar het laagste punt… de put. Meestal werd het water voor huiselijk gebruik opgepompt uit de waterkelder. Het regenwater werd opgevangen en in de waterkelder opgeslagen. Ook dat water was niet bepaald schoon. Moeder haalde voor de was water uit het Overijsselskanaal om water uit de waterkelder en de put te sparen. Het water uit het kanaal werd in een aantal melkbussen vervoerd met een wagentje, de melkkoare. Na de komst van het leidingwater was ook dat niet meer nodig.
Ook het buitentoilet,’t huussie, verdween hier in 1967 toen er riolering was aangelegd. ’t Huussie was op de hoek van de boerderij aan de achtermuur aangebouwd. Wilde je om noodzakelijke redenen hiervan gebruik maken dan moest je ‘buitenom’, vanuit het huis niet bereikbaar. Vroeger waren er ook wel strenge en lange winters zoals nu 2009\2010 Al was het nog zo koud je moest het toch kwijt, je kon het ook niet bewaren, dus je ging.
Groeten,
Albert Stegeman,
Vriezenveen.
In Nieuwleusen staan ook nog een behoorlijk aantal van dit soort huisjes.
Ook bij de boerderij waar destijds mijn opa en oma woonden.
Die hadden het over “Stoakhokke” of “Bakhuussie”.
Voeg een reactie toe