Pogingen tot oprichting van een spoorlijn Ommen-Hoogeveen in de jaren 1905-1932

Op 21 juli 1905 ontvangen van b. en w. van Stad Ommen een uitnodiging van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Avereest om op 29 juli 1905 ter bespreking van de concessie-aanvraag van de spoorweg van Ommen-Hoogeveen en het daarvoor benodigde waarborgkapitaal. In de vergadering van het comité voor de oprichting van een Overijsselsch-Drentsche Lokaal Spoorweg Maatschappij Ommen-Hoogeveen te Dedemsvaart wordt een voorlopige lijst opgemaakt van de aan de verschillende autoriteiten te vragen deelname in het aandelenkapitaalder op te richten spoorwegmaatschappij tot een totaal bedrag van ƒ 500.000,—.

Van de gemeente Ambt Ommen wordt een deelname verwacht tot een bedrag groot ƒ 5.000,—. Ambt Ommen stelt als voorwaarde dat de in nabijheid van het zgn. Schaterbrugje d.i. aan de grintweg tussen Ommen en de buurtschap Arriën een halte of stopplaats wordt aangebracht. Ook Stad Ommen wordt verzocht in het aandelenkapitaal deel te nemen.

De aan te leggen lokaalspoorweg van Ommen over Dedemsvaart naar Hoogeveen zal aansluiting vinden aan de Noordoosterlokaalspoor-weg van Zwolle naar Coevorden en de Lokaalspoorweg Deventer-0mmen. De ontworpen spoorweg zal de afstand van Groningen naar Deventer verkorten en verder gelegen plaatsen met + 13 km. en de afstand naar Twente met ruim 35 km.

De aanlegkosten worden in 1911 begroot op globaal ƒ 1.032.000,—. Verwacht wordt een renteloos voorschot van het rijk tot 1/3 van de totale aanlegkosten. Ook de provincies Drente en Overijssel en gemeenten zal om deelneming worden gevraagd. De voorwaarde omtrent een halte nabij het Schaterbrugje wordt door het comité niet aanvaard.

Op 29 april 1914 vindt een bespreking plaats tussen g.s. en Stad Ommen.

Op 5 juni 1920 wordt een verslag uitgebracht betreffende de stand van zaken. De minister van verkeer heeft nog geen beslissing genomen .

In 1921 wordt de raad van Ambt-en Stad- Ommen verzocht de deelname in het maatschappelijk kapitaal te brengen op f 10.000,— in verband met de stijging der kosten.

De raad van Stad Ommen neemt op 9 juni 1921, en de raad van Ambt Ommen neemt op 10 juni 1921 het besluit om het aandeel in het aandelenkapitaal te brengen op ƒ 10.000,— onder mededeling van Ambt Ommen dat wanneer te Arriërveld een station komt een belangrijk hogere deelname in de kasten zal worden overwogen.

Bij schrijven van 21 november 1931 wordt nogmaals door de colleges van b. en w. van Avereest, Hoogeveen, Zuidwolde, Ommen en het bestuur van de K.v.K. en F. voor Noordelijk 0verijssel aan de min. van Waterstaat verzocht een onderzoek naar de mogelijkheid voor een treinverbinding tussen Ommen en Hoogeveen in te stellen.

Bij schrijven van 20 febr. 1932 deelt de min. van Waterstaat mede dat een lokaalspoorweg tussen Ommen en Hoogeveen niet rendabel wordt geacht en derhalve niet aan de totstandkoming van deze lijn zal meewerken.

Plaats een reactie